Barbara Titus, Universitair Hoofddocent Culturele Muziekwetenschap, Universiteit van Amsterdam
Co-auteur (samen met meLê yamomo) van “Rehearsing Decolonial Curatorship of Southeast Asian Sound Archives in Europe” in The Future of Dutch Colonial Past: Curating Heritage, Art and Activism, Amsterdam: Amsterdam University Press, pp. 110-123.
Emeritus hoogleraar geschiedenis Piet Emmer lijkt zijn recensie van de zojuist verschenen bundel The Future of the Dutch Colonial Past als een mooie aanleiding te zien om zijn inmiddels welbekende narratief over de zegeningen van het kolonialisme nog eens bij zijn lezerspubliek voor het voetlicht te brengen.
Er staat een aantal feitelijke onjuistheden en valse suggesties in de recensie die niet zonder weerwoord kunnen blijven. Mijn collega Karwan Fatah-Black van de Universiteit Leiden heeft die onjuistheden al op heldere wijze geïdentificeerd. Zijn reactie wil ik met onderstaande woorden onderschrijven.
Emmer maakt zo’n karikatuur van de doelen en intenties van de bundel dat je je kan afvragen of hij die wel gelezen heeft. In tegenstelling tot wat Emmer beweert, dient de bundel niet om al die arme witte Nederlanders schuld en schaamte aan te praten. Veeleer stelt de bundel (direct én indirect, want het boek is geen geschiedenisboek zoals Emmer denkt) historische en historiografische vraagstukken aan de orde die tot recentelijk nauwelijks zijn onderzocht: wie profiteerde van slavernij en koloniaal bestuur? Hoe raakten de waardesystemen die slavernij en koloniale ongelijkheid mogelijk maakten geïntegreerd in de inrichting van onze maatschappij, ons onderwijs, én onze geschiedschrijving die nog steeds wereldwijd normatief is? Hoe en door wie werd en wordt geschiedenis geschreven? En welke politieke (nationalistische of imperialistische) en economische doelen dienen zulke (vaak later geschreven) geschiedenissen nu? Hoe gaan we als kunstenaars, curatoren, activisten, journalisten en wetenschappers om met deze nalatenschap voor toekomstige generaties? Welke epistemologische middelen hebben we daarvoor tot onze beschikking? Zeker niet alleen geschiedschrijving, namelijk.
Dat die vragen niet neutraal zijn en dat de data die (historisch) onderzoek oplevert altijd vanuit een bepaald politiek standpunt geïnterpreteerd worden (óók door Emmer) vindt hij kennelijk moeilijk te verteren, maar hij kan zich daaraan niet onttrekken. Dat blijkt uit zijn duidelijk politiek gemotiveerde simplificatie van deze wetenschappelijke benaderingen als poging “het kolonialisme zo zwart mogelijk voor te stellen”, een eenvoudige reductie tot een kwestie van “goed” of “fout”. Dat onderzoekers juist met deze benaderingen de implicaties van slavernij en kolonialisme voor verschillende, vaak met elkaar verstrengelde partijen en bevolkingsgroepen nauwkeurig bestuderen, verkiest hij niet op te merken. Want ja, dan komt “het veroveren, exploiteren en besturen van overzeese koloniën” in een ander (en vaak ingewikkelder) daglicht te staan dan Emmer zijn toehoorders gedurende zijn hele carrière heeft voorgehouden.
Die simplificatie blijkt met name in de valse tegenstellingen die Emmer in zijn weergave van de geschiedenis van kolonialisme en slavernij creëert:
- Dat tot slaaf gemaakten naast ontvoerd ook gekocht werden – een feit dat volgens Emmer door de auteurs van de bundel moedwillig verzwegen wordt – maakte slavernij op deze schaal niet minder ontwrichtend. Mensen werden zowel gekidnapt en gekocht. Niemand zal dat ontkennen. En verschillende groepen mensen profiteerden daarvan. Ter verheldering: de beschrijving tot-slaaf-gemaakt wordt vaak gediskwalificeerd als politiek-correct jargon, maar juist die beschrijving maakt het mogelijk het proces van slavernij en slaaf-worden te bestuderen. Juist dat proces, vanuit het perspectief van hen die de onderdrukking en uitbuiting ondergingen en ondergaan, en vaak generaties lang moe(s)ten doorstaan, is tot recentelijk amper (historisch) onderzocht. Die blinde vlek in, onder meer, de koloniale geschiedschrijving, de antropologie en de cultuurwetenschappen brengen wetenschappers, niet alleen in Amsterdam maar overal ter wereld, nu aan het licht. En het blijkt nodig, gezien Emmers selectieve inzet van feiten over koloniaal bestuur.
- Even karikaturaal is de door Emmer gesuggereerde tegenstelling tussen “de steeds maar terugkerende hongersnoden” in pre-koloniale tijden en de koloniale zegeningen van onderwijs, gezondheidszorg en centraal bestuur. Emmer vraagt zich op geen enkel moment af wie – opnieuw – profiteerde van deze zegeningen: dat was een hele kleine bovenlaag van de koloniale samenleving. Bovendien suggereert hij dat er in de koloniale tijd geen hongersnoden waren. Als historicus moet hij gehoord hebben van de Java-Oorlog tussen 1825 en 1830 waarbij honderdduizenden Indonesiërs door honger om het leven kwamen. Of de Bengal Famine van 1943 waarbij miljoenen mensen in Bengalen (het huidige Bangladesh e.o.) verhongerden, en een veelvoud daarvan ontheemd raakte, omdat Winston Churchill het nodig vond het voedsel van en voor die regio naar Europa te halen om de eigen nood te lenigen. Dit zijn slechts enkele van zeer vele voorbeelden van hongersnoden die niet door overmacht of slecht weer veroorzaakt zijn, maar rechtstreeks (op basis van historische data) terug te voeren zijn op koloniaal beleid. Het is kwalijk dat Emmer verkiest die historische kennis niet met zijn lezers te delen. Daarmee bezondigt hij zich aan wat hij de auteurs van de bundel verwijt: feitenvrije demagogie.
- Die feitenvrije demagogie wordt bespottelijk als het over de VS gaat: “het kapitalistische land bij uitstek dat sterk gekant was tegen kolonialisme”. Kennelijk heeft Emmer nog nooit van de Filipijnen gehoord, of van de Amerikaanse gebieden in de Stille Oceaan, om maar enkele voorbeelden te noemen van Amerikaanse expansie- en exploitatiedrift. En aan de mensen die het Noord-Amerikaanse continent bewoonden voordat kolonisten (what’s in a name?) uit Europa er de dienst kwamen uitmaken, is dan ook nog geen woord gewijd. Het punt dat hij probeert te maken (dat kolonialisme en kapitalisme niet twee kanten van dezelfde medaille zijn) raakt kant noch wal. Natuurlijk is het mogelijk koloniale machten als China en Rusland als niet-kapitalistische landen te zien, maar de praktijken van onttrekking van grondstoffen en uitbuiting van arbeidskrachten verlaten zich in deze feodale samenlevingen evenzeer op een concentratie van kapitaal en het primaat van bezit als de handelspraktijken van Noord-Atlantische landen in de vroeg-moderne tijd dat doen. We weten inmiddels dat zo’n attitude van onttrekking van grondstoffen en accumulatie van kapitaal niet langer houdbaar is: de planeet is onleefbaar aan het worden door precies deze mentaliteit. Dat te onderkennen is het verklaren van een al lang wetenschappelijk onderbouwd gegeven. Activisme is soms nodig om zo’n verklaring kracht bij te zetten. Wetenschappelijke kennis wordt niet minder wetenschappelijk als die (vaak uit noodzaak) activistisch uitgedragen wordt.
- Even lach- en zorgwekkend zijn Emmers mijmeringen over Calvijn en de missie. Het past wellicht niet in Emmers eenduidige wereldbeeld, maar Calvijn en zijn volgelingen zetten in op zowel voorbestemming als zending. Van Calvinistische zending zijn ontzettend veel historische voorbeelden bekend die Emmer verkiest weg te laten. Met zoveel selectiviteit vraag je je af of hij zichzelf nog wel serieus neemt als historicus.
Ronduit treurig wordt de recensie als Emmer op de man gaat spelen, door de auteurs van de bundel voor te stellen als een stelletje woke activisten in de niche die zich op de borst kloppen omdat ze een publicatie bij een wetenschappelijke uitgeverij hebben weten te realiseren. De auteurs komen uit verschillende hoeken van de samenleving. Ze zijn curatoren, kunstenaars, journalisten, activisten en wetenschappers. De meeste auteurs delen hun kennis (én hun activisme!) al jaren in internationale gremia, zoals toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften en kunstzinnige producties. Zij hebben internationaal aanzien en wereldwijde wetenschappelijke en maatschappelijke netwerken.
Helaas voor Emmer vindt het discours dat hij zo verfoeit dus niet alleen in Amsterdam plaats, maar inmiddels in de meeste andere plaatsen van de wereld. Het zou de kracht van zijn argumenten wellicht ten goede komen als hij zich eens zou gaan afvragen waarom dat zo is…
Comments
Post a Comment